Het kadaster hield de mutaties van een scheeps-brandmerk bij op kaarten. De voorkant van iedere kaart bevatte de scheeps- en eigendomsgegevens. Op de achterkant werden de hypotheekgegevens vermeld. Als er veel wijzigingen in de teboekstelling kwamen dan werden er vervolgkaarten gebruikt. Daarnaast vereiste de wet per brandmerk een “Getuigschrift van branding”, een bewijs dat het brandmerk ook werkelijk op het schip is aangebracht.