Het verslag Pater Thoen

Deliberante Senatu Periit Saguntum

Een verwijzing naar het beleg van Seguntum in 218 v.Chr., waarbij Hannibal de stad Seguntum veroverde. Het feit dat de Romeinse senaat toen geen actie had ondernomen om de bezetting van Saguntum te voorkomen door overleg tijdens de verovering, leidde later tot de gevleugelde uitspraak Senatu deliberante, perit Saguntum (“Terwijl de senaat vergadert, gaat Saguntum ten onder”). Het verwijst naar een eindeloze overlegsituatie waarbij men de beste kans op ingrijpen lijkt te laten schieten.

Iets uit het logboek van de “Zwerver” en de “Bona Spes”.

Rapport over het kindertransport Haag-Groningen, 7 maart 1945.

Er werd heftig in Den Haag gedelibereerd. Zelden is er in de Haagse telefoongeschiedenis zo’n hevige onbloedige slag geleverd.

De voedselcommissaris insisteerde. Schippers protesteerden. Scherpe schipperstermen moeten wel de fijne luistervink-oortjes van onze Haagse telefonisten hebben gekwetst. Totdat de akelige Gordiaanse knoop werd doorgehakt; en ’s avonds laat gingen ijverige koeriers en koeriersters (leden van de Kath. Actie) de convocaties van het I.K.B. door de druilerige regenstraten van Spoorwijk en Zuiderparkkwartier rondbrengen.

De inscheping, den anderen dag ging vlot van stapel. Blinde passagiers kregen geen kans! Het afscheid was eenvoudig en ontroerend. Een half uurtje na de afvaart tracteerde de schippersvrouw de kinderen op een beker melk. Hun aantal bleek niet gering. 186 kinderen! Met tranen in de ogen vertelde de eenvoudige schippersvrouw van de “Bona Spes”, dat ze de melk met haar eigen bonnen voor de Haagse bleekneusjes had uitgespaard.

Om 7 uur arriveerden de “Bona Spes” en de “Zwerver” ‘s-avonds te Amsterdam. Een transport kinderen vóór ons, uit Leidschendam, had ons warme eten van de Centrale Keuken verorberd. Maar om 10 uur was er weer andere soep. Het borden- en lepel-vraagstuk werd opgelost met behulp van onze Leidschendamsche vrienden. En om half 11 sliep het Haagse convooi rustig onder een donker-zwarte Amsterdamsche hemel. De anderen morgen was het vroeg dag. Vele kinderen hadden slecht geslapen. Een haan in het kippenhok van de “Bona Spes” had te vroeg zijn plicht gedaan. Om half zeven gingen de schepen het Y op. Om 9 uur kregen wij ongewenst bezoek aan boord. Bleke kindergezichtjes vermochten norse soldatenblikken te vermurwen. Voor de leiding stond toen een run te wachten door de hoofdstad. Van de Centrale-reederij naar het stadhuis. Van de Ueberwachungsstelle naar den Polizei-Offizier. Fietsen waren er wel aan boord, maar konden dien dag in Amsterdam niet gebruikt worden. Erwtensoep van het Zweedse Rodekruis was ons middagmaal. Buitengewoon smakelijk, maar funest in haar gevolgen voor de tere kindermaagjes.

Om half zever des avonds ging het buitengaats door de Oranjesluizen. Het weer was ruw. De zee onstuimig! Windsterkte 7! Acht is storm en negen orkaan! Tot één uur in den nacht bleven wij voor anker liggen op het Y. Daarna scheepsraad! Schippers en leiding achtten het beter om naar Enkhuizen op te stomen met de wind in de kop, en daarna den overvaart te probeeren naar de Lemmer. Tot Enkhuizen verliep alles prima; weinig deining, veel rustig slapende kinderen. Bij Enkhuizen bleek een overtocht onmogelijk. Te veel zij-wind, te veel deining, te veel schommeling van de schepen. Weliswaar een kolfje naar de hand van onze jongens. Het zeemansbloed schijn elken Hollandschen jongen ingeboren te zijn. Hoe meer deining, hoe meer pleizier. Maar bij de meisjes grote consternatie en grote angst. Daarom maar beter weer afwachten in Enkhuizen. Er was nog geen zieke aan boord. Gauw contact gezocht met Den Haag en de situatie uiteengezet. De Centrale Keuken zorgde voor bruine bonensoep met vlees. De nonnetjes van R.K. scholen zorgden voor borden, lepels en bediening. Een leuk trio vermaakte het hele gezelschap met versjes en voordrachtjes. Spontaan verschenen daarna andere debutantjes tot groot vermaakt van zustertjes en kinderen. Ook zangertjes van het Haags Matrozen-koortje lieten hun heldere jongensstemmen door de schoolruimte schallen.

Na het middageten werd er gespeeld in een speeltuin aan de zee! Om 6 uur was de zee rustiger. De wind was gaan liggen. De overtocht werd gewaagd. Jongens brulden het uit van de pret als een leider of leidster niet op de been kon blijven door de hoge zee. Meisjes trokken angstige gezichten. Om 9 uur kwamen de lichten van de Lemmer in zicht. IJsschotsen lagen er nog ten Noorden van de Noord-Oostpolder. Omdat de haven den schippers onbekend was, vonden zij het veiliger vlak voor de Lemmer voor anker te gaan. En zo werd de nacht op het Flevo-Meer doorgebracht. Om 7 uur gingen wij door de sluizen van de Lemmer. Er werd direct voor warme melk gezorgd. De dokter werd aan boord gehaald voor een vijftal zeezieke meisjes. Raadzamer was het, de kindertjes in het Rodekruis Ziekenhuis achter te laten. De verpleging en de verzorging van alle kindertjes in de Lemmer verdient alle lof en innige dankbaarheid. Dokter Knufman-Ansing, de heer Blauw en de pleegzuster deden al het mogelijke om de kindertjes te helpen.

Voor bonnetjes, die in Den Haag en Groningen ongeldig waren, kochten wij nog brood, worst en kaas. Des middags was er stampot met echte aardappelen, fijne knolletjes en heus vlees. Om 4 uur ging het verder door Friesland. Ons doel was Insum achter Sneek. De vaart werd helaas bemoeilijkt door de ontzettende inundaties. Het Tjeukermeer b.v. was niet te onderscheiden van de overstroomde gebieden. Een in de lucht gesprongen brug stremde onze vaart. De “Bona Spes” en de “Zwerver” werden daardoor gedwongen een 2e klas vaarwater op te zoeken en een grote omweg te maken. Om 8 uur viel de duisternis op het Sneekermeer in. Verder varen was onmogelijk. Tommy’s vlogen over de schepen. In een bocht van het Sneekermeer werden de boten verankerd. En de haan van de “Bona Spes” riep ons dien zondagmorgen 11 maart al weer heel vroeg. Toen ging het linea recta op Groningen aan. Telefonisch contact via de sluizen met Groningen was onmogelijk. De Sluizen Gaarkeuken waren kapot gebombardeerd, een paar dagen te voren. Op de Oostersluizen bij Groningen kregen wij eindelijk contact met kapelaan Wouters een zeer ijverig en enthousiast lid van het I.K.B. Groningen. Alles was voor elkaar. Om 3 uur stoomden wij het Reitdiep binnen. Een zeer hartelijke en enthousiaste ontvangst. Priesters, Dominee’s, leden van de St. Vincentius vereeniging en van de verschillende diaconiën, dames en meisjes van de hoogste stand uit Groningen hielpen de arme kindertjes met hun bagage. Schippers wezen ons op zeer beschaafde meisjes met een allerminst surrogaat veulentje aan, die de pakjes en dekentjes van de Haagsche bleekneusjes voor zich uit droegen. Een stuk heerlijke Nederlandsche solidariteit, gebaseerd op een echt Christelijke caritas. Een schouwspel om nooit te vergeten. Heerlijke I.K.B. gedachten waarvan wij wensen dat ze nog lang, ja nog zeer lang in het Nederlandsche volk geworteld blijven.

Wij waren blij de kinderen uit hun 5-daagse cachot te kunnen verlossen. In St. Maarten vonden zij dicht bij Ama Maer een gastvrij onderkomen. Warme melk met brood en worst wekte verwondering der kinderen. Het I.K.B. comité Groningen maakte van de rustdag des Heeren een werkdag van 24 uur. Iets, dat in het St. Maarten huis wel meer voorkomt. De andere dag werden de distributie bescheiden van de kinderen in orde gemaakt. Vele kindertjes werden geplaatst. De R.K. bleven in de stad. Doopsgezinden gingen naar Stadskanaal. De Protestante kinderen moesten naar Slochteren en Siddeburen. Ook daar was de ontvangst aller hartelijkst. In Hoogezand werden zij van de “Bona Spes” en de “Zwerver” met paarden omnibus en platte boerenwagens afgehaald. In Slochteren zelf was het een yoyeuse entree. Het electrische licht werd voor dien avond in het evangelisatie gebouw aan gesloten. Warme melk maakte weer grote dankbare ogen. Dominee de Lieve was onze voornaamste gastheer. Nomen ejus erat omen. (Zijn naam was een voorteken) Bloempjes, vriendelijke sneeuwklokjes stonden op tafel. Ondeugende boeren honden kropen tussen stoelen en tafels. Alles was vreugde en blijdschap. Het verbod om zich ‘s avonds na 8 uur nog op straat te bevinden werd voor dien avond in Slochteren opgeheven. Boerenwagens brachten de kinderen naar dikke boeren en naar vriendelijke arbeiders. Meisjes hielpen Dominee. Er was slechts een klacht: Waarom niet meer? Waar om slechts 92 kindertjes, wij kunnen er hier wel 300 plaatsen. Een zelfde vraag in Veendam, Nieuwe Pekela, en Sappemeer. Waar blijven toch de Haagsche kindertjes? Stuur ons kinderen. Stuur ons kinderen. Tot slot van dit verslag eenige brieven van lieve pleegouders uit Groningen en van kinderen, die ons illustreren hoe de kinderen aldaar zijn ontvangen.

Pater Thoen besluit zijn verslag met brieven van pleegouders en kinderen.

Brief van pleegouders uit Groningen aan Haagse ouders S.

Geachte Familie, Hedenmiddag zijn Uw beide zoontjes na een boottocht van 6 dagen bij ons gearriveerd. Over hun gezondheid hoeft U zich niet ongerust te maken. Ze hebben het er goed afgebracht. We hebben we vanavond direct lekker gewassen en verschoond, want ze waren al die dagen niet uit de kleren geweest. Wat je ze evenwel niet aan kon zien, want ze zagen er heel niet groezelig uit. Ze waren bij ons direct goed op streek. Ze hebben de hele middag rustig thuis zitten spelen met een mecano doos die ik nog van mijn zoons bewaard heb. Onze jongste zoon is 17, dus zo klein hebben wij ze niet meer. Er zijn op het ogenblik 2 grote dochters thuis van 23 en 25 jaar, die het prettig vonden de kinderen te kunnen verzorgen. Je wordt er weer jong van zoo’n paar kinderen om je heen te hebben. Het zijn een paar ardige jongens en U behoeft er geen zorg voor het hebben. Piet ziet er niet zo sterk uit. Hij zegt nogal eens last van gal te hebben. Wilt U ons s.v.p. eens schrijven wat we aan hem moeten doen en of we speciaal met eten er ook op moet letten. Het is heri gelukkig niet zo gevaarlijk als in Den Haag. Ze kunnen hier rustig slapen. We hebben ook dikwijls luchtalarm maar er gebeuren tot nog toe Goddank geen ernstige dingen. Alleen gaan er in drommen bommenwerpers overheen naar Duitsland. Het is wel vreeselijk dat Den Haag zo getroffen is, we zullen het beste maar hopen. Mevr. B.

Brief van pleegouders uit Groningen aan Haagse ouders S.

Groningen 12 maart 1945, Geachte ouders S.

Gistermorgen, Zondag 1 Maart werd in de 5 Katholieke kerken van Groningen een beroep gedaan op de geloovige teneinde onderdak te verkrijgen en liefdevolle pleegouders te vinden voor 850 kinderen waaronder 20 baby’s van 2-4 maanden. De predicatie was aangrijpend en na de mis holden moeders met betraande ogen naar de pastorie, hun eigen zorgen en moeilijkheden van deze zware tijd vergetend, om te bedelen om kinderen met wie ze het brood konden delen en wie ze met zorgen konden omringen. Ook mijn goede vrouw en heerlijke moeder van onze eigen 6 peuters had haar besluit genomen. Naast onze jongste van 6 maanden moest er nog een klein wezentje komen aan wie zo nodig meer dan bijzondere zorg moest worden besteed. De toeloop was echter zo groot, dat de baby’s in een ommezien van tijd waren toegewezen en verdwenen. Dan maar een ander van huis en haard, van vader en moeder verstoken kind, aan wie brood en zorgen konden worden gegeven, want O.L. Heer moest iets worden teruggegeven voor de grote weldaad van tot dusver gespaard te zijn gebleven en vrijwel onbezorgd te hebben kunnen leven. En na onze aanmelding werd ons hedenmiddag Uw dochtertje Annie reeds gebracht, met liefde door ons ontvangen, en met gejuich door onze kinderen begroet. Wij hebben thans dus 7 kinderen, waarvan Annie de oudste is. Een troep schatten fris en vrolijk, gelukkig nog dik en gezond, die al deze eigenschappen zonder twijfel op Uw Annie zullen overbrengen. Ongetwijfeld weet U wat een lieve moeder en een zorgvolle vader is, en die twee welke zo nodig zijn voor een kind vindt Annie zullen hier gegarandeerd. Ze is als een der onze aangenomen. Zo lang wij eten eet Annie ook, zo lang wij ons kleden kleedt Annie zich ook. Hierover kunt U dus gerust zijn. En deze rust zal nog groter zijn, wanneer ik U vertel, dat wij gelukkig nog rond een welvoorziene tafel zitten, waarop nog vet, vlees, melk, pap, pudding en volop dagelijks voedsel zoals brood en aardappelen voorkomen. Hiermede wil ik geenszins een illesie over de toestand in het Noorden scheppen, omdat ook hier de sotuatie voor zeer, zeer velen moeilijk en uiterst zwaar wordt maar, dank aan O.L. Heer verkeren wij tot dusver in een positie dat wij niet bezorgd behoeven te zijn, dat wij voor langen tijd en voor een mogelijk nog veel somberder tijd een en ander gereserveerd hebben om onze kleinen en wie daar bij mochten komen in het leven te houden. De families waar Uw beide jongens en Uw andere dochtertje zijn ondergebracht zijn ons ook bekend als goede mensen (Katholiek) die Uw kinderen ’t goed kunnen en willen geven. Over Uw Gods-panden, die aan de naastenliefde van Katholieke Groningers, in St. Martinus Veste zijn toevertrouwd, kunt U 100 % gerust zijn. Uw warme brief heeft Annie ons afgegeven ’t heeft ons verheugd en een mooie indruk op ons gemaakt, dat U deze hebt geschreven en dit niet hebt verzuimd. Het geld, de banknote van Fl 10,- zal ik voor Annie persoonlijk reserveren. Kosten zullen aan onze goede zorgen voor Uw kind zeker niet verbonden zijn. Wij kunnen dit doen, daarom achten wij het onze plicht als dank voor Onze Lieve Heer voor al de zegeningen welke wij tot dusver tastbaar in ons gezin mochten ondervinden. Wij zien slechts onze eigen kleine schaapjes in een toestand als de Haagsche kleintjes en zovele anderen uit het geteisterde Holland. En als wij die uit handen moesten geven, zou er slechts een troost zijn, n.l. te weten dat zijn geholpen zouden worden en met warmte en liefde verzorgd. Zonder twijfel zoudt U dit voor onze kleine Nel, Jacques Hans of wie dan ook hebben willen doen. Daarom geen zorg, geen dank en kop op, opdat U eens en wel zo spoedig mogelijk (althans van Uw kant bekeken) Uw schatten weer stevig en dik met opgeruimde lach dankbaar in Uw armen kunt sluiten. Onze beste wensen en vriendelijke groeten, F.F. – – W.

Brieven van kindertjes uit Groningen

Lieve Vader en Moeder, Hoe gaat het met U? Met mij heel goed. Als ik terug kom dan gaat ik niet meer met een boot. Ik ben zo misselijk geweest. Maar afijn ik ben er –—- eindelijk. Ik heb het heel goed. Ik zeg gewoon Ome Jan en Tante Gree. Toen wij over het IJselmeer gingen toen waren er een heleboel kinderen zeeziek geworden en er is een zuster en een dokter geweest toen moesten zij er uit en wij gingen weer varen. Nu moeder en vader ik zal maar eindigen. Daaaag, de groeten van Piet.

Lieve Vader en Moeder, Ik ben goed aangekomen. Het is hier best echt. Er zijn ook kinderen. Er is een kindje van nul jaar. Ze hebben 5 kinderen. Ik vond het vijn toen ik uit de boot was. We zijn Woensdag weggegaan en kwamen er Maandag. Dat heb 5 dagen geduurd. Tiena is in een kruidenier en Antoon en Piet zijn bijmankaar. Stuurt U de foto’s over want dat willen ze wel zien. Morgen ga ik eens naar Tiena toe. We hebben in de boot goed te eten gehad. ‘s Middags kregen we soep of stampot en s’ochtens en ‘s avonds hebben wer boterhammen met melk gehad. Toen we in Lemmer waren gingen we naar een gebouw toe en daar kregen we bruinebonensoep met Flees. Nou dat was lekker. En toen we dat op hadden kregen we nog 3 boterhammen en toen gingen we ‘s nachts weer verder. En ’s avonds ging pater Thoen wel eens vertellen over waar hij vroeger geweest is. We hebben ons eigen dood gelachen. En toen kwamen we in Groningen aan. En toen zijn we weer naar een gebouw gegaan en daar moesten we ‘s nachts blijven slapen. En er lag allemaal stro langs de kant en daar lagen we wel lekker in. En in het midden stonden tafels en stoelen en daar waren ook broeders en zusters. Die waren heel aardig. Toen gingen we slapen, dat was Zondag en toen we Maandagochtend wakker werden kregen we 4 boterhammen, lekkere worst en honing en kaas ‘s middags kregen we erwtensoep met hele erwten en aardappelen en flees er in. Nou daar had ik ander halve bord van op en toen kon ik niet meer op. Toen het twee uur was toen riep de broeder ons viertjes en toen bracht een juffrouw ons weg. En toen ik daar kwam toen stond er al een bord heerlijke zuurkool en toen ik dat op had kreeg ik een bord heerlijk vla. Nou en de oudste heet Wim die is 9 en anneke is 6 jaar en Nellie 5 en sjakie is 3 en hansje is 2 jaar en Fransje is een half jaar. Fijn dat er allemaal kleine kinderen zijn. En toen zei de dienstmeid die heet Truus dat ze morgen heel misschien een varken ging slachten. En er is dan nog een dienstmeisje maar ik weet niet hoe die heet. Om 4 uur heb ik iets gehad dat ik geen tijd gegeten heb. Twee boterhammen met boter er op en op de een zat sjokolade en de andere sjem. En toen ging ik met Truus de trap op en toen wees ze aan waar ik mocht slapen. En ik heb een kastje voor mijn kleeren. Het zijn zulke leuke mensen. Moeder en vader schrijft U gouw? Ik ben hier pas 3 uur dus ben ik nog niet gewent, maar ik kan er hast niet over uit dat ik bij zulke aardige mensen ben. En ik ga er morgen naar den pater, die is hier voor 5 dagen en dan zal de pater de brief meenemen. Moeder schrijft U alstublieft gouw terug. Nu ga ik eindigen met een hartelijke zoen van Annie.

Rapport opgemaakt door Pater G. Thoen. (bron: Archief NIOD)

Verslag Pater Thoen blz 1
Verslag pater Thoen blz 2
Verslag pater Thoen blz 3
Verslag pater Thoen blz 4
Verslag pater Thoen blz 5
1945_verslag pater Thoen-1
1945_verslag pater Thoen-2
1945_verslag Pater Thoen-3
1945_verslag pater Thoen-4
1945_verslag pater Thoen-5
previous arrow
next arrow